Lees verder
Lector Facility Management aan de Hanzehogeschool Groningen en de Haagse Hogeschool.
Pff, lastige vraag. Er zijn zoveel mooie plekken. En het hangt ook nog eens af van de mensen die er zijn en de betekenis die je er aan geeft. Soms wordt een plek heel mooi omdat er prachtige mensen zijn, waar je een bijzondere band mee hebt of omdat een mooie gebeurtenis of herinnering zich er aan je opdringt. Ons huis is daarvan een goed voorbeeld; een echt thuis.Kinderen worden geboren, groeien op en verlaten het huis. Je ouders zijn er nog geweest. Dat geeft zo’n plek zoveel lading, vol herinneringen. Mooie, heerlijke en vrolijke, maar ook spannende en verdrietige. Je tuin en de buurt waarin je woont spelen daarin ook een deuntje mee. Ons thuis is zeker een plek die vanuit dat perspectief voor mij de mooiste en belangrijkste is.
Antiga Ustaia Zita. Ligt in het prachtige Italiaans bergdorpje Lavaggiorosso, waar met haarnetjes getooide dames op leeftijd heerlijk voor je koken. Ook de plek waar onze zoons – al heel jong – het allereerst hebben genoten van de Italiaanse keuken.
Groei in impact. Bredere toepassing van onze kennis, waardoor onze praktijkpartners en FM-studenten het anders en beter gaan doen; duurzamer, gezonder en slimmer. Meer wéten ook. Over hoe gebouwen, dienstverlening en primaire processen op elkaar inwerken. En hoe je die samenhang bruikbaar maakt voor organisaties. Zodat organisaties de toegevoegde waarde beter leren begrijpen en ernaar gaan handelen. En dat we als sector de kennis daarover met elkaar blijven delen.
Om een nieuwe balans te vinden tussen werk en privé; zitten en bewegen; actie en rust; zelf en samen; en tussen mentaal, digitaal en fysiek werk. Door corona zijn prachtige kansen verschenen, laten we die ook blijven benutten. Elkaar blijven zien, maar slimmer; niet voor elk wissewasje in de auto of trein springen.
Een uitbouw met sensoren en artificiële intelligentie. Waarmee we leren hoe onze gebouwen gebruikt worden en hoe gebruikers dat ervaren. Dat gebruiken we dan weer als input voor het herontwerp van onze gebouwen en dienstverlening. Over dat dynamisch deel – van interventie en gevolgen – weten we nog veel te weinig. Veel kennis zit nu in hoofden van mensen, opgebouwd door jarenlange ervaring. Dat maakt het voor organisaties kwetsbaar. Je wilt die kennis stabieler hebben voor organisaties, zodat we op elkaars schouders kunnen staan.
Bij jonge mensen. Zij moeten meer de ruimte krijgen om zich vrijelijk te ontwikkelen. Pers ze niet meteen in de blauwdruk van de organisatie, maar geef ze veel ruimte om zich te verbazen over de gang van zaken en te experimenteren met verbeteringen. Begin klein, en schaal op bij succes. Geef ze veel verantwoordelijkheid; neem ze volwassen en help waar nodig. Het slim ontsluiten van de kennis van nieuwe generaties uit opleidingen helpt FM verder en is heel leuk om te doen! Creëer ontwikkeltrajecten, en laat ze eens samen met een hogeschool – er is er altijd wel een in de buurt – onderzoek doen. Leer er samen van en zorg dat het vakgebied daarmee beter wordt. Bedenk dat FM een buitengewoon belangrijk ecosysteem van de Nederlandse samenleving is. We dragen een deel van de samenleving.
De op- en uitbouw van mijn Groningse en Haagse lectoraten, nu bijna tien jaar geleden. De geweldige steun van de Hanzehogeschool en De Haagse Hogeschool en de ruimte in de regio om onze kennis toe te passen. Dat was absoluut de basis voor de enorme waardering die ons ten deel is gevallen met de Deltapremie en de beoordeling als excellent. Wat we nu gebruiken om ons verder te ontwikkelen met onze praktijk- en kennispartners in de regio en bouwen aan innovaties in de zorg, kantoren en onderwijs.
Van Roger Ulrich. Tijdens zijn loopbaan liet hij zien welke impact ruimte op mensen heeft, en ging daarbij buitengewoon creatief te werk. Roger bracht uitstekend wetenschappelijk werk dichterbij toepassing in de praktijk. Naast mij, heeft hij ook onze docenten en studenten verblijd met lezingen. Heel inspirerend.
Ik ben als voorzitter weleens een verkeerde zaal met promovendi binnengestapt. Zij bleken elkaar wel allemaal te kennen, alleen ik was nieuw. Maar ja, dat wist ik niet! Op een congres is het niet meteen duidelijk wanneer je fout zit, want er zijn altijd veel nieuwe gezichten. Toen het tijd was nam ik in volle vaart het woord. Sommige mensen kregen een kleur weet ik nog. Nadat ik was uitgesproken en de eerste spreker uitnodigde bleek dat die er niet was. Toen werd snel duidelijk dat ik in de foute zaal was begonnen. De zaalnummers waren gewijzigd. Dat had ik gemist, ik had keurig het oude programma geprint.
Lector! Nee hoor, geintje; boswachter. We woonden aan het bos, heerlijk leek me dat. En kijk eens waar ik nu woon: Groningen! Amper een boom te bekennen, ha ha! Daar ben ik de prachtige Hollandse luchten natuurlijk wel gaan ontdekken en waarderen; in een bos is dat wat lastig!
Business Building van Frederick Sharles (1923). Een geweldig boek, vol met foto’s van winkels, kantoren en fabrieken. Zo worden beschrijvingen over de bedrijfslocatie, de belichting, verwarming en ventilatie gecombineerd met bedrijfskundige thema’s als de organisatieprincipes, financiën en inkoop. Zou standaardkost voor eerstejaars moeten zijn. FM avant la lettre.
Als het even kan op de fiets; 12 km enkele reis. Schone kleren mee en douchen. Haha, het is Groningen hè, hangt af van de wind! Ergens tussen de 30 tot 45 minuten.
‘Ik blijf vitaal door te blijven bewegen, zoals hardlopen, zwemmen en windsurfen.’ (op het Lauwersmeer)
Blijven bewegen, zoals hardlopen, zwemmen en windsurfen. Overdag meer variatie; staand mailen en teams-en; zittend focus en live-vergaderen; woon-werk fietsen; thuis lunchwandelen. Wat meer letten op je eten, minder en vaker vegetarisch. Ontmoetingen met vrienden en familie, verrassingen opzoeken in architectuur, kunst en de natuur. Veel lezen ook, en daarnaast funkbas spelen. En als ik ga windsurfen gaat mijn vrouw altijd eerst even vogels spotten in het Lauwersmeer, prachtig is het daar!
Begin 1988 liep mijn militaire dienstplicht als pelotonscommandant af. Dat was heel goed gegaan. Ik ben toen gevraagd om een ander peloton over te nemen. Dat paste mooi, want anders zou ik halverwege het academisch jaar instromen. De gok zat in de haalbaarheid. De groep – uit alle lagen en hoeken van de Nederlandse samenleving – had enorme problemen; of ik dat op me zou willen nemen. Ik was toen 21. Dat was pittig, maar heeft met een nieuw team best aardig uitgepakt. Het heeft me al vroeg veel geleerd over weerstand, de kracht van het argument en kennis en het belang van goede samenwerking.